80% regel: hoger wettelijk pensioen impliceert lager aanvullend pensioen
Wie als bedrijfsleider een aanvullend pensioen wenst op te bouwen, dient rekening te houden met de 80% regel. Uw wettelijk en aanvullend pensioen mogen samen niet meer bedragen dan 80% van uw laatste normale bezoldiging. Wordt de 80% regel niet gerespecteerd, dan zijn de premies voor uw IPT fiscaal niet aftrekbaar. Het wettelijk pensioen van zelfstandigen werd aan grondige hervormingen onderworpen. Laten we bekijken wat de impact hiervan is op de 80% regel.
80% regel
De 80% regel bepaalt hoeveel pensioenkapitaal u als zelfstandige op een fiscaalvriendelijke manier kan opbouwen. Uw wettelijk en aanvullend pensioen mogen samen niet meer bedragen dan 80% van uw laatste normale bezoldiging. Wordt de 80% regel niet gerespecteerd, dan zijn de premies voor uw IPT fiscaal niet aftrekbaar. Het maximaal op te bouwen aanvullend pensioenkapitaal kunnen we berekenen aan de hand van volgende formule:
Max. APK = ( ( ( 80% * R – WP) * T/N) – APR andere ) * COEF
Max. APK = Maximaal op te bouwen aanvullend pensioenkapitaal
R = referentiebezoldiging van de bedrijfsleider
WP = geraamd wettelijk pensioen van de bedrijfsleider
T = aantal door de bedrijfsleider reeds in de vennootschap gepresteerde dienstjaren en de nog tot de pensionering te presteren dienstjaren, optioneel te verhogen met maximaal tien voorheen buiten de vennootschap gepresteerde dienstjaren.
N = 40 jaar of 480 maanden
APR andere = andere verwachte tweedepijlerpensioenen, uitgedrukt in een jaarrente
COEF = omzettingscoëfficiënt van rente in kapitaal (deze bedraagt 16,1004 indien de bedrijfsleider gehuwd of wettelijk samenwonend is)
Nieuwe berekening voor raming wettelijk pensioen
Het geraamd wettelijk pensioen is één van de parameters in de berekening van de 80% grens. Midden 2021 besliste de wetgever, in het kader van de pensioenhervormingen, om het wettelijk pensioen voor zelfstandigen geleidelijk op te trekken naar het pensioen voor werknemers. De impact hiervan op de 80% regel is niet te miskennen: een hoger wettelijk pensioen betekent een lager aanvullende pensioenopbouw.
Tot en met aanslagjaar 2021 werd het wettelijk pensioen voor zelfstandigen geraamd d.m.v. de 25% regel: het wettelijk pensioen werd geraamd op 25% van de brutojaarbezoldiging, rekening houdend met een minimum en een maximum pensioenbedrag.
In het kader van de pensioenhervormingen heeft de Belastingadministratie een circulaire omtrent de nieuwe berekeningswijze van het wettelijk pensioen gepubliceerd op 31 maart 2022. Deze treedt in werking vanaf aanslagjaar 2022 en dus met retroactieve werking voor inkomstenjaar 2021. Deze circulaire bepaalt dat de raming van het wettelijk pensioen voor de 80% regel voortaan als volgt zal gebeuren:
- Voor de gepresteerde loopbaanjaren als werknemer in een vorige onderneming, wordt het wettelijk pensioen geraamd op 50% van de brutojaarbezoldiging.
- Voor uw loopbaanjaren als zelfstandige wordt er een opsplitsing gemaakt met 2021 als kantelpunt. M.b.t. de gepresteerde loopbaanjaren vóór 2021 als zelfstandige wordt het wettelijk pensioen geraamd op 25% van uw brutojaarbezoldiging van 2020. Vanaf inkomstenjaar 2021 wordt het wettelijk pensioen van zelfstandigen geraamd volgens de 50% vuistregel, zoals die ook geldt voor werknemers.
Een omslachtige rekenmethode aldus. In de praktijk zal dan ook vaak de raming van het wettelijk pensioen op My Pension toegepast worden.
Voorbeeld
De impact van deze wijziging kunnen we best illustreren aan de hand van een voorbeeld.
An startte haar loopbaan op haar 22ste (op 1 januari 2002) als zelfstandige via eenmanszaak. Op haar 37ste (2017) richtte zij een vennootschap op. An wenst te werken tot haar wettelijke pensioenleeftijd, zijnde 67 jaar. In 2022 voorziet de vennootschap een IPT verzekering voor An. De brutojaarbezoldiging van An bedraagt € 70 000 in 2021 (idem in 2020). Op basis van de voormalige rekenwijze kon An volgens de 80% regel een aanvullend kapitaal van maximaal € 619 865 opbouwen.
( ( 80% * 70 000 – (25% * 70 000) * 40/40) – 0 ) * 16,1004 = € 619 865,40
Wanneer we de berekeningsmethode van de circulaire gaan toepassen, dan wordt het wettelijk pensioen op een andere wijze bekeken. M.b.t. de gepresteerde jaren vóór 2021 (19 jaren) blijft de oude 25% regel gelden. Voor de loopbaanjaren als zelfstandige vanaf 2021 (26 jaren) is de 50% regel van kracht. Aan de hand van de nieuwe methode bekomen we dat An nog slechts een aanvullend pensioenkapitaal van maximaal € 457 072 kan opbouwen.
( ( 80% * 70 000 – (25% * 70 000 * 19/45 + 50% * 70 000 * 26/45 ) * 40/40) – 0 ) * 16,1004 = € 457 072,48
Administratieve ‘tolerantie’
Gezien de circulaire pas in maart 2022 werd gepubliceerd, hebben heel wat vennootschappen in 2021 te hoge pensioenpremies betaald, daar deze nog berekend werden volgens de oude methode van de 80% regel. Hetzelfde geldt voor inkomstenjaar 2022. Normaliter zou het overschrijdend gedeelte van de pensioenpremie behandeld worden als een verworpen uitgave. Dit betekent een toevoeging aan de belastbare winst en bijgevolg ook hogere belastingen.
Het is dan ook niet vreemd dat deze circulaire heel wat commotie teweeg bracht in de pensioensector. De Belastingadministratie diende hier een antwoord te bieden, en dit via een administratieve tolerantie in de circulaire van 29 augustus 2022. Deze tolerantie houdt in dat het overschrijdend gedeelte van de pensioenpremies, dat omwille van de nieuwe berekening in 2021/2022 niet aftrekbaar is, en dus in principe in 2021/2022 als verworpen uitgave zou moeten worden beschouwd, onder bepaalde voorwaarden toch niet als een verworpen uitgave beschouwd zal worden:
- De som van de betaalde premie in 2022 en het overschot van 2021 respecteren de 80% grens in 2022, of
- Het overschrijdend gedeelte van 2021, dat ook in 2022 niet aftrekbaar is, rekening houdend met de premie van 2022 wordt overgedragen naar 2023.
Ter illustratie. Stel dat er in 2021 een premie werd betaald van € 4 000, die volgens de oude regeling de 80% regel respecteerde. Echter, in het licht van de nieuwe circulaire bedraagt de aftrekbare premie slechts € 3 800. Bijgevolg is er een premie-excedent in 2021 van € 200. Het overschrijdend gedeelte zal in 2021 niet als een verworpen uitgave worden beschouwd als :
- In 2022 werd een effectieve premie betaald van € 3 600. Op die manier is het overschot van 2021 aangezuiverd en zijn er geen verworpen uitgaven in 2021 en 2022.
- In 2022 werd de toegestane premie van € 3 800 betaald. Wanneer het overschot van 2021 wordt overgedragen naar 2023, dan is er geen verworpen uitgave voor 2021 en 2022.
- In 2022 werd ook reeds de oude premie van € 4 000 betaald. Wanneer het overschot van 2021 en 2022 (totaal € 400) wordt overgedragen naar 2023, dan is er geen verworpen uitgave voor 2021 en 2022.
Conclusie
Heeft u pensioenkapitalen buiten de onderneming opgebouwd of werkt u via meerdere vennootschappen, laat dan zeker uw situatie eens herbekijken. Strategica bekijkt graag voor u of uw invulling van de 80% regel nog correct is.
Tine en Liese maken deel uit van het fiscaal en juridisch team binnen Strategica.
Tine heeft de master-na-master Fiscaal recht behaald en heeft zich als fiscale adviseur gespecialiseerd op het vlak van inkomstenbelasting, Liese behaalde na haar master Handelswetenschappen Fiscaliteit een postgraduaat Fiscaal Recht & Fiscale Praktijk. Zij neemt als adviseur het fiscale luik van de dossiers op zich
Blijf geïnformeerd
Blijf op de hoogte van de actualiteit over financiële planning. Schrijf u in voor onze maandelijkse nieuwsbrief.
Ontdek meer van onze nieuwsartikels omtrent pensioenplanning.
Neem deel aan onze infosessies
De Strategica-experten komen regelmatig aan het woord tijdens onze gratis regionale en online infosessies over de verschillende domeinen van financiële planning.